Geen genot op de NOT

Mijn taaldidactiekmaatjes Magda Jacobs en Ria Krijgsman en ik speurden eind januari 2023 op de NOT (Nederlandse OnderwijsTentoonstelling) in Utrecht bij alle Vlaamse en Nederlandse stands en sprekers voor aanvankelijk taalonderwijs naar ‘inhoudelijk nieuwe inzichten’.

 

Helaas, de mantra daar bleek nog steeds onveranderd unaniem. Namelijk: de beste manier waarop je onze taal leert decoderen (technisch correct lezen) en coderen (technisch correct schrijven)  is die via expliciet “Kindlief, je moet goed luisteren!” en impliciet met ‘Wat goede lezers en schrijvers weten, geldt niet voor jou nu’.

 

En dus volgt louter het aanbod van ‘klankzuivere’ woorden en louter klankspelling van hun letters. Oftewel, een enkele klinker (a, e, i, o, u; de y mag niet meedoen) spel je met een ‘korte klank’ (je hoort en zegt en ziet “ah, eh, ih, oh, uh”) en de ‘lange klank’ is de verdubbelde versie (je hoort en zegt en ziet “aa, ee, ie, oo, uu”). Medeklinkers (de c, q, x, y mogen niet meedoen) zijn nog immer in hun eentje via een al dan niet voorzichtig erbij gesmokkeld uh-klankje verklankbaar volgens de methodemakers. Dat leerlingen dan kunnen concluderen dat ‘rood’ wordt uitgesproken als”roode”, ach, dat doet er niet toe. Net zomin als het feit dat buiten de schoolklas de basisinstructie niet blijkt te kloppen.

 

Meerletterklinkers als oe, aai, ieuw enz. worden nog steeds gepresenteerd als 1 letter, want met de bevolen klankspelling van de afzonderlijke letters kom je natuurlijk niet tot die totaalklank. Dat de leerlingen daarmee ook dan niet kunnen benoemen wat zij aan volgorde van meerdere lettertekens zien, waardoor omdraaiing en weglating eerder het geval is,….. daar stap je maar overheen.

De ontwerper-experts van de dure (!) eenmalig te gebruiken werkboekjes laten de leerling 1 lettertje bij onaffe woorden aanvullen, zonder acht te slaan op de juistheid van het al gegeven woordbeeld. Bv. het woord VOS start met VO… -wat het kind dan als “voh” moet lezen (nogal verbijsterend als je Ivo heet en notie hebt van de schrijfwijze van je naam) in plaats van dat het start met ….OS.

Dat decoderen en coderen niet gelijk op behoeven te gaan, waardoor de leerkracht op schrijftaalmisvattingen lange tijd geen acht hoeft te slaan (maaken, kikr) en die fouten er bij de leerling dus inslijpen, wordt niet als probleem ervaren, want alleen de instructievolgorde in het boek is waar het lesgeven om draait.

 

Probeerden we hierover met woordvoerders op een stand in gesprek te raken, dan verliep dat van een onthutst “Tja, dat doen we nu eenmaal zo”, naar “Nee, we willen daar geen gesprek over. U moet ons gewoon respecteren” (terwijl er geen rij potentiële klanten stond), tot zonder boe of ba je omdraaien en wegwandelen. Dit laatste door emeritus hoogleraar Kees Vernooy die riposteerde dat alles wat hij voorstaat “internationaal evidence based is”, maar duidelijk geen raad wist toen mijnerzijds de vraag kwam “of de korte klank van de enkele klinker daartoe ook gerekend kan worden”.

 

Wat intens treurig allemaal, toch?

 

Vooral gezien dit gegeven:

De Nederlandse Stichting Leerplanontwikkeling in haar rapport uit 2012 over de Stand van Technisch Lezen in het Basisonderwijs (zie www. slo.nl en www.onderwijsdatabank.nl) publiceert op p. 138 dat vanaf 2007 geen onderzoek daarnaar is gedaan, aangezien over de jaren’90-2002 was gebleken dat technisch lezen ‘in voldoende mate’ werd beheerst.

En wat blijken deze beleidsontwikkelaars met ‘in voldoende mate’ te bedoelen? Voor mij een verbijsterende constatering, nl. dat ‘zeer zwakke’ en ‘zwakke’ leerlingen aan het eind van de basisschool een leerachterstand mogen hebben van 3 respectievelijk 2 leerjaren en aldus door mogen gaan naar het secundair onderwijs!

Werd dit een reden om de INHOUD (het WAT vertellen we de leerling) van het taalonderwijs eens kritisch te herbekijken? Tot nog toe niet.

Terwijl 6-jarigen en ouder in steeds grotere getale van taalonderwijs dat niet aan de realiteit van onze schrijftaalcode beantwoordt de dupe werden, wist men niets beters te verzinnen dan voor te schrijven dat bij wijze van ‘voorzorg’ ook kleuters geschoold moeten worden in fonologische analyse. De procesregelaars negeren dat veel kleuterbreinen daar nog helemaal niet aan toe zijn, negeren dat kleuters recht hebben om zich in eigen tempo al spelend, ontdekkend, veel pratend en voorgelezen wordend te ontwikkelen en negeren dat het forceren van ontwikkeling funeste gevolgen kan hebben: een hekel krijgen aan met taal bezig te zijn, ondermijning van zelfvertrouwen, …. .

 

“Luister eens goed. Wat hoor je als ik uit ‘kat’ de tuh weglaat? Ja, dan hoor je ‘kah’! En dat terwijl er in houten lettertjes nu KA voor het neusje ligt en kleuter Karima meemaakt dat dat deel van haar naam toch echt anders wordt uitgesproken.

 

Uit het recente leven van een leerling groep 5 (3e klas basisschool): “Oma, we leren nu ‘kilowoorden’. Dat zijn woorden die raar geschreven worden, want er staat eigenlijk “kihloh” maar je moet zeggen “kieloo”.

 

Verwonder je maar, lieve lezer! Kennis over geschreven taal moeten kinderen der lage landen verkrijgen via een soort omgekeerde wereld. In geen enkel ander basisschoolvak doet zich dit voor.

 

Het wordt de hoogste tijd dat (groot)ouders en andere ‘leken’, alsook niet langer gedweeë leerkrachten, aan leerinhoud aandacht gaan geven en luid hun kritiek durven te uiten.

 

Doe je mee?

 

Renée